logo

Menu

  • Welkom
  • Over mij
  • Macro en close-up
  • Dieren
  • Landschap
  • Drone
  • Architectuur, abstract, vormen, etc.
  • Namibië
  • Mijn foto’s op Instagram

Volg mij

Search

Meest recente berichten

  • Lente?
  • Oostvaardersplassen
  • IJs en sneeuw.
  • Sneeuw!!
  • Natuurpark Lelystad

Recente reacties

  • ucretsiz op Paddenstoel
  • Ina op De bruine Kiekendief
  • Renee op Helaas!
  • Bert Kwakkel op Helaas!
  • Bert Kwakkel op Nieuwe macrofoto’s

Archief

  • februari 2021
  • januari 2021
  • december 2020
  • november 2020
  • oktober 2020
  • september 2020
  • augustus 2020
  • juni 2020
  • mei 2020
  • april 2020
  • maart 2020
  • februari 2020
  • januari 2020
  • oktober 2019
  • september 2019
  • augustus 2019
  • juli 2019
  • juni 2019
  • mei 2019
  • april 2019
  • maart 2019
  • februari 2019
  • januari 2019
  • december 2018
  • november 2018
  • oktober 2018
  • september 2018

Categoriën

Meta

  • Inloggen
  • Berichten feed
  • Reacties feed
  • WordPress.org

Archive For 26/09/2018

De vos

De vos

Algemeen

De hondachtigen, waaronder ook de vos, behoren tezamen met de katachtigen, de marterachtigen en de beren tot de groep van de ‘carnivoren’ of vleeseters.

Uiterlijk

Een vos is maar weinig groter dan een flinke kat, hoewel hij door zijn lange vacht en dikke staart vooral ‘s winters bedrieglijk groot lijkt. De vos heeft een oranjebruine, rode of bruingrijze vacht, korte poten en een langgerekt lichaam. De rug is donkerder dan de flanken en de buik is grijs tot bijna wit. Hij heeft een dikke, lange staart vaak met een witte punt. Hij heeft grote puntige oren die aan de achterzijde zwart zijn, een zwart-witte snuit en amberkleurige ogen. De wintervacht is veel dikker dan de zomervacht en meestal grijzer van kleur. De vos heeft een goed gehoor en reuk maar ziet minder scherp.

Afmetingen

Kop-romplengte: 50 – 80 cm
Staart: 33 – 50 cm
Gewicht: 3,5 – 10 kg
Het mannetje (rekel) is groter dan het vrouwtje (moer).

Geluid

Bij het vallen van de avond een kort, schril keffen. In de winter een lange, klagende, pauwachtige roep van het vrouwtje. In de bronsttijd geschreeuw en gegrom. Waarschuwende blafjes en klokkende geluidjes van het vrouwtje tegen haar jongen.

Leefgebied en verspreiding

De vos komt overal voor op het noordelijk halfrond behalve in hooggebergte. In Australië werd de vos ingevoerd door de Britten. In Nederland voornamelijk op de hogere gronden (oostelijke en zuidelijke provincies en Utrecht) maar breidt zich gestaag uit naar laaggelegen delen in het noorden en westen. Er leven ongeveer 80 vossen in de Oostvaardersplassen. Ook in de duinstrook tussen Noord- en Zuid-Holland komen vossen voor (hoogstwaarschijnlijk nadat ze door mensen daar zijn uitgezet). Van nature komen vossen niet voor op de Waddeneilanden. Met enige regelmaat wordt een vos door mensen hetzij levend hetzij dood daar naartoe gebracht. De levende exemplaren worden zo snel mogelijk gedood omdat de vos anders enorme schade toebrengt aan de vele vogels die er op de grond broeden.

De vos komt in vele leefgebieden voor, zowel in bos en parken, heide en venen, duinen, polders en landbouwgebieden maar ook aan de randen van of in dorpen en steden. Hij leeft waar voldoende voedsel en dekking is en jaagt bij voorkeur in het overgangsgebied van biotopen omdat daar het meeste voedselaanbod is.

Leefwijze en voedsel

Vossen krijgen eenmaal per jaar jongen. De paartijd valt in december tot februari. Enkele dagen lang volgt het mannetje het vrouwtje overal waar ze gaat en voorkomt zo dat andere mannetjes met ‘zijn’ vrouwtje paren. De paring duurt vrij lang omdat het mannetje een tijdje aan het vrouwtje blijft vastzitten. In de dagen voor de geboorte blijft het vrouwtje in haar hol. Het mannetje brengt haar dan voedsel of ze haalt een verstopte prooi op. Na een draagtijd van ongeveer 53 dagen worden eind maart of begin april de 1 tot 14, maar meestal 4 tot 5 jongen geboren in een klein hol onder boomwortels of in een rotsspleet. De jongen hebben een donkergrijsbruine kleur.

Pas na een dag of twaalf gaan de oogjes van de jongen open. Hun eerste stapjes buiten het hol zetten ze na een week of drie, vier. Tegen die tijd worden ze meestal door het vrouwtje naar een ander, groter hol verplaatst. Na vier weken krijgen de jonge vosjes vast voedsel. Het mannetje woont niet in het hol maar brengt wel voedsel aan in de eerste weken. Vanaf half juni verblijven de jongen meestal bovengronds, vaak op een plek met dicht struikgewas. Vanaf eind september gaan de jongen op zoek naar een eigen territorium. Hun zwerftochten strekken zich soms tot enkele tientallen kilometers afstand van hun geboorteplaats uit.

De vos staat bekend om de slachting die hij kan aanbrengen in een kippen- of eendenren. Ook in de natuur gebeurt dit heel af en toe in vogelbroedkolonies tijdens donkere nachten, vooral bij veel wind en regen. Deze schijnbaar zinloze slachting heet ‘surplus-killing’. Het komt voort uit de neiging van een vos om elk beest dood te bijten dat er niet goed in slaagt weg te vluchten. Die aangeboren neiging is in de natuur van groot belang. Doet zich een buitenkansje voor, dan moet hij dat aangrijpen. 80% van de jongen haalt het eerste levensjaar niet. In het wild worden vossen 9 jaar oud, in gevangenschap tot wel 15 jaar.

Territorium en verblijfplaats

Vossen jagen alleen maar leven in familieverband waarbij soms vrouwtjes een gezamenlijk territorium delen. Afhankelijk van het voedselaanbod trekken jonge vrouwtjes weg uit het leefgebied of blijven juist. Jonge mannetjes trekken weg. In voedselrijke gebieden duldt het vossenpaar (rekel, moervos met welpen) nog één of twee andere volwassen vossen in hun territorium. Steevast zijn dat dochters van één of twee jaar eerder. Deze ‘extra’ vrouwtjes krijgen zelf bijna nooit jongen, maar helpen een handje bij het voedsel aanbrengen voor de jongen. Bij het wegvallen van de moeder (door verkeer of jacht bijvoor¬beeld) kunnen ze de hele opvoeding overnemen.

Een mannetje en zijn vrouwtje delen één territorium. Zij markeren hun leefgebied met urine en een afscheiding uit geurklieren uit staart, kop en voetzolen, tegen bomen, struiken, graspollen, etc. Met onbekende zwervers worden vaak felle gevechten geleverd om ze te verjagen. Mannetje en vrouwtje blijven soms jaren bij elkaar, maar soms verlaat een van hen het leefgebied. Van ‘eeuwige trouw’ is dus geen sprake. In de paartijd zoekt het mannetje wel eens een naburig vrouwtje op.

Het territorium varieert meestal van 100 tot 400 ha maar kan ook vele malen groter zijn, afhankelijk van leefgebied en voedselaanbod. Dit varieert van 20 ha in stedelijk gebied tot wel 4000 ha in schraal heuvelland (Schotland). Aan de grootte van het territorium is af te lezen hoe ‘goed’ het leefgebied is: hoe meer voedsel en hoe groter de zekerheid dat voedsel er het hele jaar beschikbaar is, des te kleiner het territorium.

In Nederland is met behulp van zenders vastgesteld dat een vossenfamilie in ‘rijke’ natuurgebieden, zoals de Veluwezoom en de duinen, 50 tot 150 hectare (0,5 – 1,5 km2) nodig heeft; op de schralere, grotendeels beboste Veluwe zelf is dat ongeveer 250 hectare, terwijl in een meer naar het noorden gelegen landschap (Drenthe) van stukjes bos en heide, afgewisseld met veel akkers en weilanden, de vossenterritoria wel 900 hectare groot kunnen zijn. De territoriumgrens valt vaak samen met een autoweg, spoonlijn, sloot, helling,…

Vossen graven holen (burcht of wrang) die uit één of meer gangen bestaan met een diameter van 25 tot 30 cm. Vaak worden bestaande (konijnen-)holen uitgegraven. De ondergrondse holen zijn vooral bedoeld voor het grootbrengen van de jongen en worden gebruikt bij slechts weer of onraad. Overdag rusten vossen in legers tussen begroeiing of in een greppel. Dit wordt uitgekrabd en er zijn vaak vele vossenharen te vinden.

Ook dassenburchten worden benut door vossen. Bij een vossenhol ligt het uitgegraven zand recht voor de ingang; dassen deponeren het zand in een halfcirkel¬vormige of niervormige ‘storthoop’ rond de ingang. De holingang is bij een dassenburcht breder dan hoog, de ingang van een vossenhol daarentegen is ovaal, en hoger dan breed. Meestal hebben dassenburchten veel ingangen met grote storthopen, terwijl een vossenhol bescheiden van omvang is. Bij een dassenhol ligt vrijwel altijd nestmateriaal, meestal in de vorm van droog gras. Vossen bekleden hun holen niet. Bij een vossenhol hangt een typische, ranzig-zurige geur.

Sporen

Soms laten vossen plukjes haren achter op prikkeldraad, daar waar ze er vaak onderdoor kruipen. Vossenharen zijn 25 mm lang, recht, rood- tot grijsbruin met een lichte punt.

Prooiresten

Een vos bijt vaak enkele veren tegelijk af van een vogelprooi die dan aan elkaar blijven zitten. Ook een typische prooirest is een afgebeten achtervoet van een konijn of een haas. Kleine dieren eet de vos met huid en haar, van groter dieren zoals konijn en egel blijven stukken rughuid liggen.

Loopsporen

De prent van een vos lijkt op die van een hond maar is slanker. Van de vier tenen, met nagelafdruk staan de buitenste tenen geheel achter de binnenste tenen. Ook is de afdruk symmetrisch; bij een onduidelijke afdruk is niet goed te zien wat voor en achter is. De voorrand van de buitentenen komt niet voorbij de achterrand van de binnentenen; bij honden is dat wel het geval. Een vos loopt vaak in draf.

Bovenstaande informatie komt van zoogdiervereniging.nl

Op fotosafari in de oostvaardersplassen

Op fotosafari in de oostvaardersplassen

Gisteren, 21-9-2018, heb ik deelgenomen aan een fotosafari onder begeleiding van een boswachter van Staatsbosbeheer in de Oostvaardersplassen. Zie de foto’s in het menu “Fotosafari”

 

Wat een geweldige belevenis was dit. Je komt in gebieden waar je normaal gesproken niet in kunt, dus je ziet veel meer van het leefgebied van de grote grazers in de Oostvaardersplassen. In deze tijd, de bronst, verzamelen de hindes zich in enorme groepen van honderden groot. Jonge mannetjes verzamelen enorme roedels in deze tijd. De volwassen mannen zijn daar nog niet mee bezig en houden zich in een ander gebied op, ondertussen strijdend en kijkend wie de sterksten zijn. Als de tijd is aangebroken om een roedel te bemachtigen, worden de jonge mannetjes bedankt voor het bijeenbrengen van de hindes en worden vervolgens verjaagd.

Het zijn natuurlijk niet alleen de edelherten die je tegenkomt. Ook de imposante heckrunderen hebben we gezien. Ik heb nooit geweten dat dit nog maar een recent ras is wat tot stand is gekomen door de gebroeders Heck. Hieronder een kleine geschiedenis van dit ras.

In de jaren twintig en dertig probeerden Heinz en Lutz Heck een runderras te creëren met dezelfde eigenschappen als de uitgestorven wilde voorouder van hedendaagse runderrassen: het oerrund. Hun methode bestond in het kruisen van “primitieve rassen” zoals het Corsicaanse bergrund, de Spaanse vechtstier, de Schotse hooglander en het Hongaarse stepperund. Hierdoor verkreeg het heckrund enkele “wilde eigenschappen” die in de meeste gedomesticeerde koeien zijn “weggeselecteerd”. Het terugfokken van het oerrund was evenwel vanaf het begin een wetenschappelijk omstreden zaak. Het is ook nooit gelukt om alle kenmerken van het oerrund terug te krijgen. Desalniettemin kon het project van de Hecks vanaf 1933 terugvallen op steun van de nationaalsocialistische overheid. De toenmalige Reichforstmeister en Reichsjägermeister Hermann Göring liet heckrunderen grazen in zijn jachtgebied Rominten (Krasnolesye) nabij de Russisch-Poolse grens.

 

Van het kweekprogramma van de Hecks overleefden 39 dieren de Tweede Wereldoorlog. Ze verdwenen lange tijd uit de belangstelling, tot ze in de jaren tachtig werden herontdekt door natuurbeheerders, in een periode waarin grote grazers een cruciale rol in de ontwikkeling (en het openhouden) van het landschap kregen toebedeeld. Sindsdien is de belangstelling in heckrunderen sterk toegenomen. Hun aantal steeg van 88 exemplaren in 1980 tot 2000-3000 in 2010.

Tegenwoordig worden heckrunderen in Nederland ingeschakeld in de begrazing van natuurgebieden. Dankzij hun “wilde eigenschappen” kunnen ze het hele jaar buiten doorbrengen en hebben ze weinig zorg nodig. Door een efficiënte spijsvertering – en toegang tot vezelrijke voeding – produceren heckrunderen relatief weinig methaangas en is de consistentie van hun mest relatief vast. Het duurt relatief lang vooraleer een heckrund geslachtsrijp is. De kalveren zijn vrij klein waardoor ze makkelijk zonder hulp van buitenaf ter wereld komen. De introductie van heckrunderen in voor het publiek toegankelijke gebieden is minder geslaagd. In tegenstelling tot bijvoorbeeld Schotse hooglanders dulden heckrunderen geen recreanten in hun nabije omgeving en er zijn af en toe daadwerkelijk incidenten. Er zijn fokprogramma’s geweest om het heckrund te kruisen met zachtaardiger typen rund, uitmondend in de zogenaamde Ecolanders. Daarnaast zijn er fokprogramma’s om een runderras te krijgen dat meer op het oeros lijkt. (Bron voor bovenstaande beschrijving: Wikipedia)

De bruine Kiekendief

De bruine Kiekendief

“De kiekendief monogaam?”
Niet echt! Het vrouwtje heeft elke seizoen een nieuwe partner.Dat is voor het mannetje niet genoeg, 2 of 3, dat is pas interessant.

De bruine kiekendief komt in maart terug uit tropisch Afrika en zoekt een plekje in de Nederlandse moerassen om te gaan nestelen. Hij vliegt in schommelende vlucht met z’n vleugels in V-vorm. De vleugels van de bruine kiek hebben een spanwijdte van wel anderhalve meter. Mannetjes en vrouwtjes zijn goed van elkaar te onderscheiden. Het vrouwtje, maar ook de jongen zijn bijna helemaal bruin en ze hebben een witte vlek op de kop. Mannetjes hebben wat blauwachtige kleuren op de vleugels. En opvallend zijn de gespreide slagpennen van de vleugels. De kiekendief is bepaald niet monogaam. Elk jaar kiest het vrouwtje een nieuwe partner. Succesvolle mannetjes slagen er soms in om meerdere vrouwtjes erop na te houden. Voordat het mannetje geaccepteerd wordt moet-ie eerst een test doorstaan: Als hij niet snel genoeg een prooi kan aanreiken, dan wordt hij ingeruild voor een volgende kandidaat. Kiekendieven nestelen op de grond en dat maakt ze nogal kwetsbaar voor rovers. Daarom zoeken ze vaak moerassige plekken op. Vier à vijf jongen is niet ongebruikelijk. Een jagende kiekendief vliegt als het ware in wandeltempo, laag schommelend boven het land.Zo ziet hij precies wat er beneden rondkruipt en is dat iets eetbaars, dan laat hij zich bovenop z’n prooi vallen. De kiekendief heeft zijn naam te danken aan een bijzondere reputatie, want hij heeft een voorkeur voor het roven van kuikens, die werden vroeger ook wel kiekens genoemd.

Leefgebied, uiterlijk en gedrag
Van de drie soorten in Nederland broedende kiekendieven is de bruine kiekendief verreweg de algemeenste. Dit is altijd zo geweest, want Nederland bulkte van oudsher van geschikt leefgebied voor deze soort: moerasland. Het is dan ook een vogel met vele volksnamen, zoals rietwouw en hoanskrobber (hanenschrobber), een aanwijzing dat de soort goed bekend was bij de plattelandsbevolking. Niet dat het nu een populaire vogel was, in tegendeel! De officiële Nederlandse naam (afgeleid van kuikendief) wijst op de voorheen grote impopulariteit van de bruine kiekendief.
Kiekendieven zijn  48-56 cm groot en hun vleugels hebben een spanwijdte van 112-124 cm. Ze hebben een  Slanke haaksnavel (vleeseter) en krachtige klauwen en relatief lange poten, geschikt voor het grijpen van prooien.

Het vrouwtje is bruin met een duidelijk masker. Het mannetje is lichter van kleur en heeft een blauwe staart en een blauwe band over de vleugels. De slagpennen van zowel het mannetje als het vrouwtje zijn zwart.
De Bruine Kiekendief vliegt gewoonlijk laag, vaak afgewisseld met een zeilvlucht, waarbij de vleugel in een v-vorm zijn opgeheven. De vrouwtjes zijn gemiddeld wat groter dan de mannetjes en kunnen, mede daardoor, ook wat grotere prooien grijpen.

In ons land broeden ca. 1000 à 1500 paartjes bruine kiekendieven, een stabiel aantal.
’s Winters verblijven verreweg de meeste in Afrika. Als ze hier in april terugkomen,
beginnen man en vrouw spoedig een nest te bouwen. Eind april kunnen er al eieren zijn.
Bruine kiekendieven broeden niet meer alleen in rietkragen maar ook op akkers of in lang gras.
Hun grondnest is groot en slordig. Meestal 3 à 5 eieren, na 9 à 10 weken vliegen de jongen uit.

Kiekendieven zijn de enige stootvogel die in een geheel open gebied kunnen leven en niet afhankelijk zijn van bomen. Ze bewonen bij voorkeur vochtige of moerasachtige gebieden met veel riet. Natte ruigtevegetaties, met daarin enkele struiken die worden gebruikt om een nest te bouwen dat ook bij een verhoogde waterstand droog blijft, en vooral veel riet: dat is wat bruine kiekendieven nodig hebben. In deze gebieden is het vooral belangrijk dat de rust gewaarborgd is; verstoring is voor alle kiekendieven funest. Evenals verscheidene andere vogelsoorten, verzamelen ook Bruine Kiekendieven zich buiten de broedtijd vaak tegen het invallen van de duisternis op bepaalde plaatsen en brengen daar gezamenlijk de nacht door. Op dergelijke slaapplaatsen kunnen dagelijks soms wel tientallen exemplaren worden waargenomen. Meestal liggen deze slaapplaatsen op een rustige plek, ergens in een rietveld.

Ze foerageren tot ver in de omtrek van hun nest en kunnen op veel plaatsen worden gezien. Van de drie soorten broedt en jaagt de bruine kiekendief in de natste, en hoogste vegetaties.
Bruine kiekendieven jagen op kleine vogels en hun kuikens (de ‘kiekens’), maar ook kleine zoogdieren (muizen) worden graag genuttigd. Alle kiekendieven hebben een actieve manier van jagen, waarbij ze laag boven de grond hun jachtgebied afzoeken op een kenmerkende manier, met veel draaien, schommelen, kort bidden, etc. Ze kunnen zo jagen omdat kiekendieven een groot vleugeloppervlakte hebben ten opzichte van hun gewicht. De bruine kiekendief hanteert een rustiger jachtvlucht dan de blauwe en de grauwe. Hij jaagt veel dichter bij het nest dan deze soorten en zoekt zijn jachtgebied ook grondiger af.
De Bruine Kiekendief broedt verspreid over heel Eurazië. In het waddengebied broeden relatief veel Kiekendieven.
Je kunt het hele jaar Kiekendieven zien, maar in de winter trekt het overgrote deel van de Bruine Kiekendieven uit West-Europa weg naar zuidelijker delen van Europa en Noord-Afrika.
In Nederland komen nog ruim 1.200 Bruine kiekendieven voor en ook in de Oostvaardersplassen, waar ik deze foto heb genomen, komen ze voor.

Deze informatie heb ik van internet geplukt, hoofdzakelijk van www.westaanzeedorp.nl

Konikpaarden

Konikpaarden

Het konikpaard (Equus caballus caballus)

Het konikpaard komt oorspronkelijk uit Polen. Daar werd het gefokt als vervanger voor zijn uitgestorven voorvader, de tarpan. Konikpaarden worden gebruikt als wilde grazers in natuurgebieden.

Aangezien de paarden in groep leven, houden ze in grote gebieden zonder problemen de vegetatie kort. Bovendien zijn ze sterker dan gedomesticeerde paarden en kunnen ze ook strenge winters aan.

Hoe kan je een konikpaard herkennen?

Met zijn schofthoogte van maximaal 1,40 m is het konikpaard eerder een pony dan een paard.  Andere uiterlijke kenmerken van het ras zijn:

  • de muisgrijze of bruine kleur
  • de streep op de rug
  • de korte, dikke hals
  • de korte oren

Het konikpaard dankt zijn vreemdklinkende naam aan het Poolse woord ‘konik’, dat ‘paardje’ betekent.

Grote grazers

In de Oostvaardersplassen leven konikpaarden, edelherten en Heckrunderen in het wild. Hun voorouders zijn door de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders (RIJP) geïntroduceerd. De dieren in de Oostvaardersplassen zijn in vrijheid geboren. Kalveren en veulens worden zonder hulp van mensen geboren en groeien op aan de zijde van hun moeder. Het is een mooi gezicht om de kuddes in beweging te zien. Of te zien hoe hengsten met elkaar strijden, en burlende edelherten zich in de bronsttijd verzamelen op de vlaktes.

Invloed van seizoenen

Het ritme van de seizoenen en de natuurlijke kringloop bepalen het leven van alle dieren in de Oostvaardersplassen, dus ook van de grote grazers. In het voorjaar worden de meeste kalveren en veulens geboren. De zomer gebruiken de dieren om hun vetvoorraad op te bouwen voor de winter. In de herfst paren de dieren voor een nieuwe generatie. De winter is een tijd van energie sparen en overleven.

Tellingen

De grote hoefdieren worden tweemaal per jaar geteld: eenmaal in het voorjaar (vanaf de grond) en eenmaal in het najaar, zowel vanaf de grond als vanuit een helikopter. Het aantal dieren in het voorjaar (vóór het moment dat de kalveren en veulens zijn geboren) is lager dan in het najaar. De meistand wordt gezien als de stand dat de ecologische draagkracht van het gebied aangeeft.

Voedselaanbod doorslaggevend

Het voedselaanbod is bepalend voor het aantal dieren dat in de Oostvaardersplassen kan leven. Na de introductie van de grote hoefdieren groeiden de populaties in een hoog tempo. De afgelopen jaren stabiliseren de aantallen en loopt het aantal Heckrunderen terug. Er zal nooit sprake zijn van een constant aantal gedurende een reeks van jaren, omdat het voedselaanbod altijd zal fluctueren en de winterse omstandigheden ook.

Leven en sterven

Zo groots als het leven in de Oostvaardersplassen is ook het sterven. De sterfte is onder jonge en oude dieren het grootst, zoals overal in de natuur. Vooral aan het einde van de winter. In de Oostvaardersplassen is het sterven heel zichtbaar omdat het hier om grote dieren gaat in open terrein. Staatsbosbeheer realiseert zich dat dode dieren geen prettig beeld zijn. We voeren kadavers dan ook zo veel mogelijk af. We nemen onze verantwoordelijkheid en zorgen ervoor dat de dieren niet onnodig lijden. De grote grazers waarvan vaststaat dat zij het niet zullen overleven, worden tijdig door de beheerders geschoten.

Bovenstaande informatie heb ik verzameld uit publicaties van Staatsbosbeheer.

De visser

De visser

Die kleuren…..en de snelheid; ik heb het opgegeven om te proberen ze in vlucht te fotograferen. Het zijn geweldige vissers en ze hebben ook veel van die stekelbaarsjes nodig per dag. De Engelse naam “Kingfisher” vind ik eigenlijk veel toepasselijker dan ons “ijsvogel”.

Per dag zijn eigen gewicht

Dagelijks eet een ijsvogel ongeveer zijn eigen gewicht aan vis. Dat is zo’n 30 – 40 gram. Dat kunnen een flink aantal hele kleine visjes zijn, maar ook slechts een paar flinkere visjes. En natuurlijk zijn er ook dagen dat een ijsvogel minder of meer eet. Als het een hele dag pijpenstelen regent is het lastiger om vis te vangen. Dan eten ze minder. Maar grosso modo eet een ijsvogel dagelijks zijn eigen gewicht aan vis.

Vele beetjes maken een hoop

Een ijsvogel is maar een klein beestje. Zesendertig gram weegt hij. Een paar velletjes in een envelop, die met een postzegel 2 (of twee postzegels 1) het hele land wordt doorgestuurd. Daar hebben we het over.

Maar elke dag zo’n envelop en je hebt na een jaar pakweg 12-13 kilo. Een paartje ijsvogels samen eet in een jaar dus zo’n 25 kilo aan visjes weg. En als ze zo goed eten komen ze waarschijnlijk ook wel aan broeden toe. Voordat de jongen uitvliegen hebben de ouders nog eens zo’n 3-4 kilo aan vis het nest binnen gebracht, drukke postbodes als ze zijn. Twee nestjes in het jaar en je komt uit op een totaal van 30 tot 40 kilo vis, die de ouders samen verschalken. Tsja, zo ga je toch wel anders kijken naar zo’n klein vogeltje met zijn kleine visjes….

De herfst komt er aan.

De herfst komt er aan.

Als je zo om je heen kijkt, zie je steeds meer tekenen dat de herfst er toch echt aan komt.

Vlinder in de Orchideeënhoeve

Vlinder in de Orchideeënhoeve

Als je ergens vlinders wilt fotograferen, moet je volgens mij in Orchideeënhoeve zijn. Het zijn trouwens niet alleen de vlinders daar er is nog veel meer te bekijken.

Gezwam

Gezwam

Je weet zeker dat de zomer ten einde loopt als je steeds meer paddestoelen ziet verschijnen, zoals deze zwammen.

Oostvaardersplassen

Oostvaardersplassen

Het zal je niet ontgaan zijn dat ik veel foto’s heb gemaakt in de Oostvaardersplassen. Ik kom er graag, het is voor mij goed bereikbaar vanuit Dronten, en er is altijd weer iets nieuws of verrassends te zien. Zo ook dit vosje, dat ineens uit het riet te voorschijn kwam.

Koe in tijgersluipgang

Koe in tijgersluipgang

Deze koe ging er enige tijd geleden eens goed voor liggen om de fotograaf een plezier te doen.

Volgende pagina »

Contact

Neem contact met mij op
via het Contactformulier

Zoek een foto?

Informatie

  • Over mij
  • Privacybeleid
  • Mijn foto’s op Instagram
Copyright © 2018 Bert Kwakkel Powered by Wolters Web Services